Deze pagina is gebouwd op 07/04/2024 12:01:49 met de export van 07/04/2024 11:55:00

Gemeenten krijgen via het gemeeentefonds geld van de rijksoverheid om taken uit te voeren. Vanaf 2026 worden gemeenten gekort voor een bedrag van ruim €3 miljard. Dit heeft een enorme impact op de financiële situatie van gemeenten en heeft als gevolg dat veel gemeenten niet in staat zijn hun begroting structureel sluitend te krijgen. Dit dreigende ravijn wordt met name veroorzaakt door de korting (eenzijdig opgelegd) op het gemeentefonds, het in stand houden van de opschalingskorting en de overgang naar een nieuwe financieringsmethodiek.
Op 15 april 2024 heeft het demissionaire kabinet de voorjaarsnota van het Rijk gepubliceerd. De voorjaarsnota 2024 is vroegtijdig gepubliceerd en geeft een vooruitblik op de rijksbegroting voor de komende jaren. IDe gevolgen hiervan voor de gemeenten worden vertaald in de meicirculaire 2024.

Een aantal voorgestelde wijzigingen hebben een enorme impact op het gemeentefonds. Omdat alles nog onder voorbehoud is en omdat de voorgenomen wijzigingen nog instemming vereisen van de Tweede Kamer nemen wij deze niet op in de voorjaarsnota.Dit is ook de bestendige Deventer gedragslijn om de meicirculaire af te wachten, daarbij zal in de komende periode ook een nieuw kabinet nieuwe of aanvullende afspraken maken met medeoverheden. Dit kan leiden tot meer of minder ruimte voor gemeenten.  Wel willen wij de voorgestelde wijzigingen uit de voorjaarsnota met u delen.

Opschalingskorting

Sinds een aantal jaren worden gemeenten geconfronteerd met een korting op het gemeentefonds, die oploopt tot €975 miljoen in 2026. Deze korting is opgelegd omdat gemeenten door gedwongen opschaling kosten zouden besparen. In de voorjaarsnota 2024 is de oploop van de opschalingskorting vanaf 2026, een structurele uitname van €675 miljoen, geschrapt. Dit heeft een positieve structurele uitwerking op ons begrotingssaldo en lost voor een klein deel het ravijn jaar (2026) op.

Normeringssystematiek gekoppeld aan het bbp

Gemeenten betalen een hoge prijs voor het schrappen van deze opschalingskorting, het voorstel van het kabinet is dat het Rijk de gewijzigde bbp-indexatie vervroegd van 2027 naar 2024. Het voordeel wat het schrappen van de opschalingskorting met zich meebrengt wordt te niet gedaan door de overschakeling naar de bbp-systematiek (bruto binnenlands product) te vervroegen van 2027 naar 2024 (Verschil oude en nieuwe accressystematiek toegelicht | VNG )
Hierdoor dalen het volume en loon en prijs accres voor 2024 en 2025. In 2024 worden wij hiervoor gecompenseerd maar in 2025 voor slechts 50%.

Totaal een (eenmalig) nadeel, voorlopige inschatting, voor Deventer van circa €5,7 miljoen in 2025. Dit is een enorme tegenslag, niet alleen voor Deventer. Totaal leidt het schrappen van de opschalingskorting en het vervroegd introduceren van de nieuwe financieringssystematiek tot een klein structureel voordeel. Dit is onvoldoende voor alle (wettelijke) taken van gemeente. De VNG blijft hierover het gesprek voeren met het Rijk.

Wmo - Ontwikkeling zorgkosten in verhouding tot ontwikkeling bbp

De toekomstige kostenontwikkeling van de zorgtaken door zowel toename van de vraag (vergrijzing) als loon- en prijsontwikkelingen wijkt sterk af van de geprognosticeerde groei van het bruto binnenlands product (bbp). De trendmatige gemiddelde groei (lees volume c.q. reële groei) van de bbp ligt rond de 1,5%. Voor de zorguitgaven gaat het Centraal Plan bureau uit van een reële groei van 3,1% per jaar. Voor de WMO ligt deze reële groei met minimaal 4,5% per jaar echter veel hoger. De Wmo bedraagt ruim een vijfde deel van de middelen in het gemeentefonds. Bij een verschil in kostenstijging bij de Wmo en de groei van het gemeentefonds draait het dus direct om veel geld. Wanneer het gemeentefonds wordt geïndexeerd met slechts 1,5% zet dit direct de vrije bestedingsruimte van gemeenten onder druk. Dit is een reden voor de VNG om te pleitten voor een andere indexering van de zorgtaken dan het bbp voor het gemeentefonds. We blijven als gemeente benadrukken dat bij het bekostigen van medebewindstaken, zoals op het gebied van zorg, het van belang is om een goede balans te vinden tussen de verantwoordelijkheid van het Rijk voor een toereikende bekostiging en de financiële verantwoordelijkheid van de gemeenten voor een doelmatige uitvoering.

In de voorjaarsnota van het Rijk heeft het demissionaire kabinet in samenspraak met de koepels van de medeoverheden afgesproken dat de Wmo (nader te bepalen deel) in de toekomst niet langer via de algemene uitkering van het Gemeentefonds gaat, maar via een aparte financiering. Afhankelijk van de gekozen bekostigingsvorm wordt een passende indexering onderzocht. Het Rijk treft vooruitlopend op de uitwerking een reservering op de Aanvullende Post (AP) voor een aanvullende indexering voor demografie bovenop de bbp-systematiek. Dit is €0,45 miljoen in 2026, €0,9 miljoen in 2027 en €1,35 miljoen in 2028 en €1,8 miljoen in 2029.
In de stelpost lonen en prijzen houden wij voor de Wmo voorlopig rekening met een hogere stijging dan de bbp - systematiek. Wanneer het Rijk over de brug komt en de reservering op de AP (Algemene Post in de rijksbegroting) in de meicirculaire vertaalt, dan kan de verhoging in de stelpost lonen en prijzen structureel vrijvallen.

(bedragen x €1.000) (-/- = nadeel)

Omschrijving

Programma

2025

2026

2027

2028

Opschalingskorting en vervroegen normeringssystematiek

Algemene middelen

-5.700

n.t.b.

n.t.b.

n.t.b.

Aandeel Deventer stelpost AP WMO index

Algemene middelen

450

900

1.350

-5.700

450

900

1.350

Hoofdlijnenakkoord

De VNG heeft een eerste analyse gemaakt van het hoofdlijnenakkoord en wat dit betekent voor gemeenten.

Wat staat er in het akkoord?

De voornemens van het kabinet op het terrein van gemeentefinanciën zijn kort samengevat:

  • Voortbouwen op het bestaande budgettaire kader uit de Voorjaarsnota, dus geen correctie op het lager vaststellen van het gemeentefonds vanaf 2026
  • Afschaffen van alle specifieke uitkeringen vanaf 2026 (met uitzondering van de BUIG) en de middelen na aftrek van 10% efficiencykorting aan het gemeentefonds toevoegen
  • Twee nieuwe belastingen introduceren waarvan de opbrengsten (uitsluitend) ten goede komen aan woningbouw en infra in betreffende gemeente: een planbatenheffing en een (onbebouwde) grondheffing.
  • Afspraken maken met gemeenten om de woonlasten (OZB) te maximeren
  • De extra bezuiniging op de Jeugdzorg van €511 miljoen vervalt
  • Er komen extra middelen voor woningbouw en infrastructuur

Wat betekent dit voor gemeenten?

Voor gemeenten betekenen de maatregelen het volgende:

  • De financiële positie van gemeenten verbetert niet. Vanaf boekjaar 2026 zullen gemeenten moeten gaan bezuinigen om tot een meerjarig sluitende begroting te komen. De impact voor burgers hangt af van de keuzes per gemeente, maar in zijn algemeenheid zal dit betekenen dat het niveau van voorzieningen en dienstverlening omlaag zal gaan.
  • Het afschaffen van de specifieke uitkeringen zou kunnen betekenen dat gemeenten meer ruimte krijgen voor eigen beleidskeuzes, meer integrale aanpak, minder administratieve lasten en met een jaarlijkse indexering. Als dat gerealiseerd wordt is een efficiencykorting te billijken.
  • Aandachtspunt is dat de besparing al wel verwerkt wordt in de rijksbegroting, maar er nog geen zicht is op daadwerkelijke overheveling van specifieke uitkeringen. Dit laatste vraagt besluitvorming binnen het rijk en mogelijk aanpassing van wet- en regelgeving. Bovendien is de besparing gebaseerd op de omvang van de spuks in 2022. Mogelijk is de omvang in 2026 kleiner of gaat maar een beperkt deel over. Als de besparing bij Miljoenennota wordt verwerkt in de gemeentefondsbegroting betekent dit een verdere verslechtering van het financiële beeld vanaf 2026. Het is echter ook mogelijk dat de besparing neer zal slaan op de departementale begrotingen. In alle gevallen is het voor gemeenten van belang dat er alleen over het bedrag dat daadwerkelijk wordt overgeheveld naar het gemeentefonds een korting wordt gerealiseerd.
  • De nieuwe belastingen kunnen beide een bijdrage leveren aan het versnellen van woningbouw en bijbehorende infrastructuur en de bekostiging ervan. Belangrijk aandachtspunt is de exacte vormgeving en de uitvoerbaarheid. Omdat waardeontwikkeling van de grond niet met terugwerkende kracht belast kan worden en er voor beide belastingen wetgeving nodig is zullen de extra inkomsten zich pas over enige jaren voordoen.
  • Het maximeren van OZB beperkt gemeenten in hun mogelijkheid om extra eigen inkomsten te verwerven. De financiële situatie van gemeenten vanaf 2026 vraagt eigenlijk wel om die mogelijkheid. De tekst in het hoofdlijnenakkoord spreekt expliciet over afspraken met gemeenten en laat ruimte voor interpretatie en uitwerking. Onderdeel daarvan kan zijn om als gemeenten gecompenseerd te worden voor een beperking van deze mogelijkheid.
  • De extra bezuiniging op Jeugdzorg van €511 miljoen wordt geschrapt. Omdat gemeenten nu al geen rekening hoefden te houden met deze extra bezuiniging verandert dit niets aan het financiële beeld.